• Back to syntactic page
  • Examples of verb words for each Number value :

    For detailed definition of what a verb means, check here .

    The word types shown below are sorted by token frequency and further grouped by lemma.

    Lemma Morphosyntactic
    Attributes
    Number
    NA Sing Plur
    komen komen - - Examples
    komen Past - kwam kwamen Examples
    komen Pres - komt komen Examples
    hebben Pres - heeft hebben Examples
    hebben Past - had hadden Examples
    hebben hebben - - Examples
    gaan Past - ging gingen Examples
    gaan Pres - gaat gaan Examples
    gaan gaan - - Examples
    zijn Pres - is zijn Examples
    zijn Past - was waren Examples
    zijn geweest - - Examples
    willen Pres - wil willen Examples
    willen Past - wilde wilden Examples
    willen willen - - Examples
    zeggen Past - zei zeiden Examples
    zeggen Pres - zeg zeggen Examples
    zeggen zeggen - - Examples
    maken Pres - maakt maken Examples
    maken Past - maakte maakten Examples
    maken gemaakt - - Examples
    doen Past - deed deden Examples
    doen doen - - Examples
    doen Pres - doet doen Examples
    noemen genoemd - - Examples
    noemen Pres - noemt noemen Examples
    noemen Past - noemde noemden Examples
    worden Past - werd werden Examples
    worden geworden - - Examples
    worden Pres - wordt worden Examples
    heten Pres - heet heten Examples
    heten geheten - - Examples
    heten Past - heette - Examples
    vinden Pres - vindt vinden Examples
    vinden gevonden - - Examples
    vinden Past - vond vonden Examples
    zien gezien - - Examples
    zien Pres - zie zien Examples
    zien Past - zag zagen Examples
    staan Pres - staat staan Examples
    staan staande - - Examples
    staan Past - stond stonden Examples
    geven Pres - geeft geven Examples
    geven Past - gaf gaven Examples
    geven geven - - Examples
    krijgen Pres - krijgt krijgen Examples
    krijgen gekregen - - Examples
    krijgen Past - kreeg kregen Examples
    nemen genomen - - Examples
    nemen Past - nam namen Examples
    nemen Pres - neem nemen Examples
    houden gehouden - - Examples
    houden Past - hield - Examples
    houden Pres - houdt houden Examples
    liggen Pres - ligt liggen Examples
    liggen liggende - - Examples
    liggen Past - lag lagen Examples
    laten Pres - laat laten Examples
    laten laten - - Examples
    laten Past - liet lieten Examples
    blijven Past - bleef bleven Examples
    blijven blijven - - Examples
    blijven Pres - blijf blijven Examples
    brengen Pres - brengt brengen Examples
    brengen Past - bracht brachten Examples
    brengen gebracht - - Examples
    weten weten - - Examples
    weten Past - wist wisten Examples
    weten Pres - weet weten Examples
    stellen gesteld - - Examples
    stellen Pres - stel stellen Examples
    stellen Past - stelde stelden Examples
    vraag Past - vroeg vroegen Examples
    vraag Pres - vraag vragen Examples
    vraag gevraagd - - Examples
    spelen Past - speelde speelden Examples
    spelen gespeeld - - Examples
    spelen Pres - speelt spelen Examples
    denken Pres - denk denken Examples
    denken Past - dacht dachten Examples
    denken denken - - Examples
    blijken gebleken - - Examples
    blijken Pres - blijkt blijken Examples
    blijken Past - bleek bleken Examples
    bestaan Past - bestond bestonden Examples
    bestaan bestaande - - Examples
    bestaan Pres - bestaat bestaan Examples
    werken Pres - werkt werken Examples
    werken werken - - Examples
    werken Past - werkte werkten Examples